Augustus 2012, ik vlieg naar Elazig in oost Turkije om vanuit daar een mooie tocht te maken.
Mijn plan is om door het oosten van Turkije naar Georgië te fietsen.
Het is warm… nee heet als ik het
vliegtuig uitstap.
Ik pak op het kleine vliegveld m’n doos van de rolband en zet mijn fiets in elkaar. Dan fiets ik naar Elazig om wat te wennen aan het klimaat en om geld te pinnen. Het landschap is droog en heuvelachtig, de weg naar
Elazig gaat zichtbaar op de schop en meteen fiets ik me vast in het hete asfalt. Tussen zwaar verkeer stokt m’n adem in de zwarte rook die de vrachtwagens uitblazen.
De kleine etappe naar Harput, een plaatsje op een berg nabij
Elazig waar ik de volgende dag naar toe fiets. Doet me beseffen dat het fietsen bij deze hitte niet eenvoudig zal worden. De andere dagen dus vroeg uit de veren.
De Ramadan is afgelopen “de Moslims vieren feest”,
overal krijg ik snoepgoed en mijn handen worden met 4711 [Eau de cologne] besprenkeld. De thee die ik bij de Koerden drink krijg ik uit gastvrijheid aangeboden. Ja, zelfs blikjes frisdrank hoef ik niet te betalen. Als de zon hoog aan de hemel staat gaat het
fietsen aanzienlijk minder. Het tempo is er uit en ik rijdt van thee huisje naar thee huisje. Liters water gaan er door en nog veel meer thee. Ik moet wennen aan het land en aan de hitte. Als ik na uren fietsen bij een klein eenvoudig benzine station dood
moe binnen val [heb er dan meer dan 100 km opzitten]wordt ik vriendelijk door de beheerder ontvangen. “Ga maar op de bank liggen, neem zoveel thee je wilt” zegt de man. Dat zijn momenten die me goed doen.
Als ik in Bingöl
aankom besluit ik de andere dag de bus naar Erzerum te nemen. De eens zo mooie weg waar Frank van Rijn 10 jaar geleden nog over het gravel fietste wordt nu tot en 4 baans weg verbouwd. Jammer maar waar. Ook krijg ik regelmatig te horen dat de PKK erg onrustig
is en er al vele doden gevallen zijn. In de verte zie ik helikopters boven de bergen vliegen, zichtbaar opzoek naar rebellen. Tevens rijden militaire voertuigen af en aan. Ik voel me niet veilig en besluit mijn route te verleggen en meteen naar Trabzon te
fietsen. Geen onnodig risico denk ik. Ook krijg ik te horen dat mijn terug vlucht is geannuleerd en zodoende moet ik mijn plan totaal aanpassen. Ik fiets verder en denk van dag tot dag na hoe ik het verder aan ga pakken.
Als ik de
bergpassen [2400 m] bedwongen heb na soms 6 uren alléén maar klimmen bij een temp van 36 graden, begint de afdaling naar Trabzon. Ondertussen heb ik erg veel last van een versnelde darmpassage en voel me zo leeg en sloom als een rotte mispel.
Na 2 nachten op de WC in Trabzon vertrek ik naar Georgië. De weg langs de Zwarte zee is erg druk en de vele tunnels doen me geen goed. Ik besluit de laatste 100 km naar de grens de bus te nemen. Bij de grens blijkt de chauffeur zo corrupt als de pest
en rijdt met een deel van m’n bepakking en de koffers van de andere passagiers terug naar Trabzon. Gelukkig heb ik mijn fiets nog en kan ik verder. Dat is niet het geval voor de overige passagiers die noodgedwongen de taxi moeten nemen. In Georgië
voel ik me hondsberoerd. Het is benauwd warm en de auto’s rijden als gekken langs me heen. Soms gaat het maar net goed en moet ik keer op keer de berm in om mijn leven zeker te zijn. Zweet gutst langs mijn lijf, ik besluit niet de stad in te fietsen
die avond. Ik moet ergens aan de kant van de weg mijn tentje zien opzetten. Eenmaal een plekje gevonden zie ik grote dure auto’s met geblindeerde ramen langzaam voorbij mijn tentje rijden…
“Ik moet hier weg” denk
ik en ik breek in het donker mijn tentje af. Uiteindelijk vind ik een oude boomgaard, duw het hek open en zet mijn tentje op. Op zo’n moment denk ik “waar ben ik aan begonnen”. In de stad Batumi heb ik het regelmatig aan de stok met
vrouwen die het niet op prijs stellen dat ik even op een marktje sta te kijken. Ze vliegen me haast naar de keel! Dit heb ik nog niet eerder op mijn reizen mee gemaakt. Ik werd al wel gewaarschuwd dat de mensen in Georgië niet bepaald vriendelijk zijn.
De buikloop houdt aan en de WC van een klein restaurantje is zo smerig dat ik uit nood naast de fiets moet gaan zitten. Ik moet toch iets…
Het weer in de bergen is donker. Zwarte wolken en mist hebben de bergen in hun greep
en ik ben fysiek en mentaal een beetje aan het einde van mijn latijn. Uiteindelijk besluit ik om mijn plan om te gooien, ik ga naar Istanbul. Totaal de andere kant op! Het is per slot van rekening geen prestatie tocht, ik wil genieten op de fiets. Ik
fiets terug naar Trabzon en probeer een bus naar Istanbul te nemen. Dat valt nog niet mee, merk ik. Als ik de volgende ochtend om 5 uur bij de otocar [busstation] sta heb ik geluk dat ik mee kan. Er is nog net één plaats vrij. Ja, af en toe moet
je geluk hebben.
Vanuit Istanbul fiets ik naar Edirne, een mooie oude stad. Het is de oude hoofdstad van Turkije. Nog voor dat Constantinopel werd ingenomen door de Turken en Istanbul werd genoemd. Ik bezoek oude moskeeën, dwaal
door de stad en overnacht in een oud klooster. Ata Türk word in vele plaatsen geëerd, zo ook hier. Standbeelden, vlaggen en posters laten zien dat Ata nog steeds hoog in het vaandel staat bij de Turken.
Met geluk vind ik in
een oud “toeristen kantoortje” een voor-oorlogse kaart van Europa. De oude man wist zelf niet meer dat hij de kaart in een rommelig kastje had liggen en gaf het mij cadeau. Nu had ik een leidraad voor mijn weg naar Wenen.
Ik
fiets richting Bulgarije en ga op weg naar Sofia. In de hoofdstad (welk land) zie ik dat het land geen geld heeft om mooie oude gebouwen te onderhouden. Net als in Georgië ook veel oude flatgebouwen uit de Sovjet tijd. Ik laat me vertellen dat er getto’s
staan uit de jaren 20 van de vorige eeuw. Ik snap soms niet dat ze er überhaupt nog staan, zo verrot ziet het er uit.
In Servië ga ik naar de kapper waar ze me netjes scheren en met frisse moed op weg naar Belgrado. Ik bezoek de
oudste Orthodoxe kerk van Belgrado en fiets door naar Kroatië. De Donau die ik probeer te volgen is tevens de grens tussen Servië en Kroatië. In Kroatie zijn de restanten van de Balkan oorlog nog goed zichtbaar. Overal vervallen, kapot geschoten
huizen en flats. Na 98 km fietsen van Novisad naar Vukovar zie ik een watertoren met enorme gaten er in. In 1991 zijn die er door de Serven ingeschoten. Nu is het min of meer een symbool en een toeristische trekpleister uit die wrede oorlog. De vlag van Kroatië
wappert boven in de nok van de toren. Gelukkig worden in deze stad de huizen en gebouwen weer in oude glorie hersteld. Ik praat zo veel mogelijk met de lokale bevolking en krijg keer op keer te horen dat er nog heel veel mensen zijn die psychisch ziek zijn
van de oorlog. Wat zijn ze er mee opgeschoten?
Het weer is nog steeds super mooi en ik fiets met plezier richting Boedapest. In Boedapest is heel veel te zien. Het is een mooie stad en ik vermaak me er goed. Na de vele high lights die
ik bezocht drink ik een groot glas bier en eet een authentiek Hongaars bord met eten. Dat had ik wel verdiend!
Dan door naar Bratislava in Slowakije. Ik slaap regelmatig in het bos en krijg bezoek van herten die me met veel gebulder
wakker maken. Gelukkig laten ze m’n tentje staan.
Uiteindelijk bereik ik op een regenachtige dag na 2200 km op de teller; Wenen, en neem ik de 1ste trein richting Nederland.